Deze twee belastingvormen hebben alles met elkaar te maken. De LB is een voorheffing op de IB en heeft dus eigenlijk geen zelfstandige betekenis. Het gaat uiteindelijk om de IB. LB en IB worden geheven van het inkomen van natuurlijke personen, in sommige gevallen na aftrek van beroepskosten. Over inkomen moet IB worden betaald en soms wordt dit alvast bij de periodieke salarisbetaling geheven in de vorm van LB.
Zoals gezegd is de loonbelasting een voorheffing op de inkomstenbelasting. Artiesten kunnen vanaf 2001 op twee manieren in deze voorheffing worden betrokken, op grond van het bestaan van een arbeidsovereenkomst óf op grond van de nieuwe artiestenregeling.
1.1 Arbeidsovereenkomst (= dienstbetrekking)
Onder de loonbelasting (LB) vallen de werknemers, d.w.z. de mensen die een arbeidsovereenkomst of dienstbetrekking hebben. De werkgever moet LB en sociale premies inhouden op het brutosalaris en betaalt het nettosalaris uit aan de werknemer. Normaliter zal de LB precies overeenstemmen met de latere IB, zodat achteraf niet meer behoeft te worden bijbetaald.
Een werkgever kan kostenvergoedingen betalen aan zijn werknemers, indien de kosten voor het werk gemaakt zijn. Zo’n kostenvergoeding behoort niet tot het belastbare salaris. Ook kan de werkgever verschillende kosten rechtstreeks betalen en ter beschikking stellen aan zijn werknemers, zoals eten en drinken, overnachtingen en reizen. Zo’n “naturaverstrekking” is pas belast als de werknemer zich daardoor in privé kosten bespaart. Dat kan bij maaltijden het geval zijn, namelijk als de werknemer elke dag op dezelfde plek zijn werk doet.
Bij de berekening van de LB en sociale premies wordt rekening gehouden met de heffingskorting en wordt de normale, witte belastingtabel toegepast.
Artiesten, die werknemer zijn, vallen onder de ‘normale’ regels van de loonbelasting; zij verschillen niet van gewone werknemers. Per 2001 geldt dit ook voor overeenkomsten van korte duur, bijvoorbeeld bij een overeenkomst van twee weken. Een artiest die twee weken als invaller meespeelt in een musical en daarin moet uitvoeren hetgeen hem opgedragen wordt, zal werknemer zijn. Hij kan dan vrije kostenvergoedingen en vrije verstrekkingen krijgen en bij de berekening van zijn nettosalaris worden de normale loonbelastingtabel en de heffingskorting
toegepast.
Artiesten/werknemers vallen onder de normale werking van de sociale verzekeringen, d.w.z. het ziekenfonds, de WW en de WAO. Bij ziekteverzuim is de werkgever verplicht gedurende het jaar minstens 70% van het salaris, maar minstens het minimumloon door te betalen.
1.2 Artiestenregeling (overeenkomsten van korte duur)
Artiesten die géén werknemer maar zelfstandige zijn, vallen ook onder de LB. Dat is al jaren zo en eigenlijk vreemd, want andere zelfstandigen vallen niet onder de voorheffing en moeten in de IB hun eigen belasting betalen. Voor artiesten is echter een afwijkende regeling bedacht, zij vallen wel onder de LB én onder de sociale verzekeringen, tenzij één van de uitzonderingen geldt (zie onderdeel 1.3).
Een belangrijke voorwaarde is, dat alleen overeenkomsten van korte duur, d.w.z. korter dan 3 maanden, onder de artiestenregeling vallen. De gevolgen hiervan voor overeenkomsten van langere duur worden hierna in 1.4 besproken.
1.3 Uitzonderingen op de artiestenregeling
Een bijzondere en afwijkende artiestenregeling kent uiteraard ook uitzonderingen. Dat zijn er drie, die ook zo in de wet genoemd worden.
1.3.1 VAR-WUO (of oude zelfstandigheidsverklaring (ZV))
De artiest (en andere artiest) kan voor zichzelf een verklaring arbeidsrelatie VAR-WUO (of oude zelfstandigheidsverklaring (ZV)) aanvragen. De belastinginspecteur zal dan moeten beoordelen of hij ook daadwerkelijk zelfstandig is (of zal worden). Is het antwoord bevestigend, dan krijgt de artiest de VARWUO en mag hij aan zijn opdrachtgevers c.q. podia op factuur uitkoopsommen in rekening brengen. Er behoeft geen loonbelasting (LB) en sociale premies ingehouden te worden; de artiest betaalt zelf zijn inkomstenbelasting (IB) en regelt zijn eigen particuliere verzekeringen.
Per 1 januari 2004 is de verklaring arbeidsrelatie (winst uit onderneming) in de plaats gekomen van de zelfstandigheidsverklaring. Oude ZV’s worden als VAR-WUO aangemerkt voor de rest van hun geldigheidsduur. Een VAR-WUO was 2 jaar geldig, sinds 2008 is deze weer 5 jaar geldig.
De criteria voor zelfstandigheid zijn: niet werken in een gezagsverhouding, verschillende opdrachtgevers hebben, investeringen doen, eigen kosten betalen, debiteurenrisico lopen, onzekerheid over toekomstig inkomen, naar buiten presenteren als zelfstandige.
Hieruit volgt dat een VAR-WUO (of oude ZV) niet gebruikt kan worden door een artiest, die volgens een gewone arbeidsovereenkomst werkt, zoals in 1.1 is besproken. De VAR-WUO (of oude ZV) heeft alleen werking bij opdracht overeenkomsten, d.w.z. voor feitelijk zelfstandige artiesten.
Met de ZV ontstaat BTW-plicht, want de artiest wordt als zelfstandige aangemerkt. Zie het onderdeel omzetbelasting artiesten voor verdere uitleg.
Per 1 januari 2002 is het BTW-tarief voor “optredens door uitvoerende kunstenaars” verlaagd naar 6%. Artiesten kunnen hiervan gebruik maken. De BTW is daardoor eigenlijk altijd gunstig, alhoewel met de BTW-plicht wel extra administratieve verplichtingen ontstaan.
Een artiest met een VAR moet het nummer van de VAR op zijn facturen vermelden en een kopie van de VAR-UWO bij de facturen voegen. De VAR is 5 jaar geldig en moet dan weer opnieuw aangevraagd worden. Vanaf 2008 wordt de VAR automatisch verlengd zeg de belastingdienst. Het blijft altijd zaak toe te zien op de tijdige verlenging!
1.3.2 Inhoudingsplichtigenverklaring (IPV)
De inhoudingsplicht voor de loonbelasting (LB) en sociale premies kan verlegd worden van de opdrachtgevers c.q. podia naar een persoon die in het bezit is van een inhoudingsplichtigenverklaring (IPV). Er zijn vier personen die zo’n IPV kunnen aanvragen bij de belastingdienst:
-
leider van een artiestengezelschap
-
rechtspersoon van de artiest of het gezelschap (vereniging, stichting, BV)
-
agent of bemiddelingsbureau
-
verloningsbureau, d.w.z. een administratiekantoor dat de verloning van de opdrachtgevers c.q. podia overneemt.
Ook met de IPV worden aan de opdrachtgevers c.q. podia facturen met uitkoopsommen in rekening gebracht, zodat zij geen LB en sociale premies meer behoeven in te houden. Het nummer van de IPV moet op de factuur vermeld staan en een kopie van de IPV moet bij de factuur gevoegd worden. De IPV is 5 jaar geldig.
De houder van de IPV moet vervolgens beoordelen hoe de betalingen aan de artiesten verloond moeten worden. Hiervoor gelden de regels van 1.1 en 1.2.
1.3.3 Privéfeesten
De derde uitzondering op de artiestenregeling is wanneer ‘het optreden direct is overeengekomen met een natuurlijk persoon ten behoeve van diens persoonlijke aangelegenheden’. Er behoeven dan door deze privépersoon geen LB en sociale premies ingehouden te worden, want het is teveel gevraagd om zo’n privépersoon een gehele loonadministratie te laten verzorgen.
De artiesten moeten zelf hun eigen IB betalen en zich particulier verzekeren.
1.4 Geen inhouding van loonbelasting bij overeenkomsten van langere duur
Indien geen arbeidsovereenkomst bestaat, omdat een gezagsverhouding ontbreekt, zal de artiestenregeling gelden. Echter alleen bij overeenkomsten van korte duur, d.w.z. korter dan 3 maanden. Hoe is het dan als een artiest een o vereenkomst van langere duur sluit, d.w.z. langer dan 3 maanden, zonder dat dit als arbeidsovereenkomst kan worden betiteld? Dan behoeft vanaf 2001 geen LB meer te worden ingehouden, omdat hiervoor geen regels in de wet zijn opgenomen. In de parlementaire behandeling heeft de Staatssecretaris van Financiën dit ‘gat’ in de artiestenregeling onderkend en dat geen probleem gevonden. Deze artiesten moeten dan zelf IB betalen van het inkomen van hun optredens.
Wel blijven deze artiesten verzekerd voor de sociale verzekeringen.
Voorbeeld: een muziekgroep heeft de vorm van een stichting en van de belastinginspecteur een inhoudingsplichtigeverklaring (IPV) gekregen. Voor de overeenkomsten van korte duur met de verschillende podia mogen uitkoopsommen in rekening gebracht worden, waardoor geen LB en sociale premies ingehouden behoeven te worden. De artiesten hebben met de stichting overeenkomsten van langere duur, die echter geen arbeidsovereenkomsten zijn omdat een gezagsverhouding ontbreekt. De artiestenregeling geldt niet bij overeenkomsten van langere duur, zodat kostenvergoedingen en naturaverstrekkingen onbelast mogelijk zijn. De daadwerkelijke beloning voor de optredens zal zonder inhouding van LB kunnen worden uitbetaald, maar wel in de IB worden belast.
1.5 ‘Opting-in’
Artiesten, die niet in echte dienstbetrekking werken, maar feitelijk zelfstandig zijn, vallen in de LB onder de nieuwe artiestenregeling bij overeenkomsten van korte duur of vallen buiten de LB bij overeenkomsten van langere duur. Deze artiesten kunnen er echter ook samen met hun opdrachtgever voor kiezen om de regels van de dienstbetrekking toe te passen op de betaling . Er is dus eigenlijk geen dienstbetrekking, maar bij de inhouding van LB worden wel de ‘normale’
regels toegepast. Dan kunnen onkostenvergoedingen en natura verstrekkingen belastingvrij gegeven worden en worden LB en sociale premies volgens de normale regels ingehouden.
Deze gezamenlijke keuze heet ‘opting-in’ ofwel (vanaf 2001) een ‘fictieve dienstbetrekking’.
De gezamenlijke keuze moet tijdig aan de belastinginspecteur gemeld worden.
Met het voorgaande kan worden gerealiseerd dat de inhouding van LB goed aansluit op de latere IB, waardoor bijbetaling óf grote teruggaven achteraf niet nodig zijn. |