Dit zijn twee woorden voor dezelfde belastingheffing; ze worden door elkaar gebruikt. Omzetbelasting/BTW wordt geheven van de bestedingen van de consumenten, d.w.z. van de uitgaven die dagelijks gedaan worden. Toch merken de consumenten niets daarvan en dat komt doordat de heffing van de BTW verlegd is naar de ondernemers/zelfstandigen; die moeten de BTW van de consumenten innen en afdragen aan de Belastingdienst. Het is dus eigenlijk een belasting voor de consumenten, maar de ondernemers worden gebruikt als belastingontvangers.
Artiesten kunnen te maken krijgen met BTW, omdat zij vaak ondernemer zijn.
De omzetbelasting/BTW een geheel andere belasting dan de loonbelasting (LB) en inkomstenbelasting (IB). Met de BTW worden de bestedingen van consumenten belast, maar de BTW wordt geheven van ondernemers/-zelfstandigen. Zij fungeren als belastingontvangers en zullen de BTW doorberekenen aan de consumenten. Ook brengen ondernemers aan elkaar BTW in rekening, maar kunnen ze de zelf betaalde BTW terugclaimen. Uiteindelijk behoort de consument voor de BTW op te draaien, die kan als eindschakel in de keten de betaalde BTW niet meer terugvragen.
Zelfstandigen vallen onder de BTW, werknemers niet. Salaris wordt dus niet belast met BTW, facturen met uitkoopsommen vallen bijvoorbeeld wel onder de BTW. Artiesten die arbeidsovereenkomsten sluiten zullen dus als werknemer niet BTW-plichtig zijn. Daarentegen zijn artiesten met een VAR-WUO (of oude ZV) wel BTW-plichtig en moet ook de bezitter van een inhoudingsplichtigeverklaring (IPV) BTW in rekening brengen.
Hoe is het geregeld met de tussencategorie van de artiestenregeling, d.w.z. de artiesten die geen arbeidsovereenkomst sluiten, maar wel in de LB zijn opgenomen, omdat ze geen VAR-WUO (of oude ZV) hebben? In een resolutie van het Ministerie van Financiën is bepaald dat deze artiesten van de bijzondere artiestenregeling buiten de BTW kunnen blijven. Dus ook al zijn deze artiesten feitelijk zelfstandig en vallen ze voor de IB onder de bron winst uit onderneming, dan is er toch geen BTW van toepassing.
In dezelfde resolutie is een bepaling opgenomen die amateurs behulpzaam kan zijn. Indien zij een vereniging of stichting (met een IPV) gebruiken om met de lastige nieuwe artiestenregeling te kunnen omgaan, zullen zij op grond van de normale regels onder de BTW vallen. Voor verenigingen e.d. die zich bezighouden met amateuristische kunstbeoefening is echter goedgekeurd dat zij toch buiten de heffing van de BTW blijven als de jaaromzet minder bedraagt dan € 22.689.
Voor de BTW kan voor artiesten het volgende overzicht worden gemaakt:
a. arbeidsovereenkomst: geen BTW-plicht
b. artiestenregeling in de LB: geen BTW-plicht
c. VAR-WUO (of oude ZV): wel BTW-plicht
d. inhoudingsplichtigeverklaring (IPV): wel BTW-plicht, behalve voor amateurgezelschappen met een jaaromzet van minder dan € 22.689
e. privéfeesten: wel BTW-plicht als artiest over een ZV beschikt, geen BTW als artiest normaliter onder artiestenregeling valt.
Het BTW-tarief voor “optredens door uitvoerende kunstenaars” is per 2002 verlaagd naar 6%. Met ingang van 2011 is het tarief weer verhoogd naar 19%.
Voor andere prestaties geldt het algemene tarief van 19% BTW.
Indien op jaarbasis minder dan € 1.347 BTW verschuldigd is, behoeft dit niet te worden afgedragen. Dit heet de kleine-ondernemersregeling. Uitgaande van het BTW-tarief van 6% betekent dit dat een artiest sowieso bij een jaaromzet van minder dan € 22.450 geen BTW zal behoeven af te dragen. Als hij zelf veel kostenaftrek heeft, zal deze grens hoger liggen.
De BTW stelt extra administratieve eisen, die de Belastingdienst regelmatig controleert. Een goede boekhouding is nodig, waaruit de periodieke BTW-aangiften eenvoudig moeten kunnen worden afgeleid. Deze administratie moet niet worden onderschat. |